VERHOOG DE TOEGANKELIJKHEID VAN HET SYSTEEM
Het nieuwe systeem van persoonsvolgende financiering maakt armoede bij
personen met een handicap meer zichtbaar. Bovendien ervaren personen in armoede
met een handicap extra drempels bij de aanvraag en beheer van hun budget.
EIGEN BUDGET
Het systeem van persoonsvolgende financiering ging van start in 2017. Het heeft
als ultiem doel personen met een handicap te empoweren, hun levenskwaliteit te
verbeteren en inclusie te bevorderen. Een eigen budget moet toelaten dat mensen
zelf zorg en ondersteuning organiseren.
Het systeem is nieuw en ambitieus. Het zorgt voor een hele omwenteling in zorg
voor mensen met een beperking. Aanvraagprocedures veranderen, voorzieningen
worden sociale ondernemers en personen met een handicap moeten hun budget leren
beheren.
“Het systeem is nieuw en ambitieus.”
Een nauwkeurige opvolging en constante evaluatie zijn cruciaal. Zo kan indien
nodig tijdig bijgestuurd worden. Wij zoomden in op de situatie van personen met
een handicap die leven in armoede. Hoe ervaren zij het nieuwe systeem? En welke
oplossingen kunnen tegemoetkomen aan de mankementen die het systeem voor deze
groep vertoont?
We organiseerden focusgroepen en interviews met sociale professionals uit de
gehandicaptenzorg en laagdrempelige diensten, zoals CAW en OCMW. Ook mensen met
een handicap kwamen aan het woord.
Bijzondere aandacht ging naar het begeleiden van personen met een vermoeden van
handicap naar het passende aanbod, personen die nu hun budget inzetten voor
ambulante mobiele begeleiding en de invoering van de woon- en leefkosten.
ALGEMENE KNELPUNTEN
In onze gesprekken met professionals identificeren we enkele algemene drempels
en knelpunten in de persoonsvolgende financiering. Zo zorgt de
aanvraagprocedure voor stress, onzekerheid en wachten.
“De aanvraagprocedure zorgt voor stress.”
Het persoonsvolgend budget besteden, brengt veel administratie met zich mee.
Dat er veel onduidelijkheid is over de grootte en start van het budget zorgt
voor onzekerheid en ongerustheid.
BEPERKTE KENNIS VAN HET SYSTEEM
Professionals uit laagdrempelige diensten komen dagelijks in contact met
“personen die wat beperkt zijn”, om hun eigen woorden te gebruiken. Zoals
bijvoorbeeld mensen die met elke brief die ze krijgen naar de hulpverlener
stappen.
Ze zien ook mensen die er fysiek slecht aan toe zijn. Mensen die omwille van
een leven in armoede een ongezonde levensstijl hebben en in het verleden weinig
medische hulp zochten. De financiële situatie bepaalt vaak of iemand medische
hulp inschakelt, zeker als ze een deel van de kosten moeten voorschieten of
bijpassen.
“Het is niet altijd duidelijk of iemand een handicap heeft.”
Professionals van laagdrempelige diensten vinden het niet altijd duidelijk of
iemand een handicap heeft. Ze durven niet zomaar een term plakken op bepaald
gedrag. Want bepaald gedrag kan volgens hen eveneens toe te schrijven zijn aan
andere oorzaken: een psychisch probleem, taalachterstand, een weinig kansrijke
opvoeding of alcoholmisbruik.
MOEILIJK BESPREEKBAAR
Deze professionals vinden het moeilijk om het thema handicap te bespreken.
Tegen een cliënt zeggen dat je denkt dat hij misschien een handicap heeft, is
allerminst evident.
Een hulpverlener getuigt: “Het is een hele drempel om daarover te spreken. Ik
denk aan mensen die geen netwerk meer hebben, bij wie je vertrouwen moet
opbouwen. Een fysieke handicap is veel gemakkelijker te bespreken dan een
mentale.” Vaak zijn andere thema’s prioritair, zodat de mogelijke handicap
weinig aandacht krijgt.
“Vaak zijn andere thema’s prioritair.”
Professionals uit laagdrempelige diensten zijn te weinig bekend met
handicapspecifieke hulp. Daardoor kunnen zij kwetsbare personen met een
vermoeden van handicap niet zo goed begeleiden bij eerste stappen naar deze
hulp.
EXTRA DREMPELS
Ons onderzoek leert dat personen in armoede bijkomende drempels ervaren, zowel
bij de aanvraag van een persoonsvolgend budget als bij een herziening.
Om te beginnen kennen personen in armoede hun rechten minder. Ze zijn slechter
geïnformeerd en hebben ook minder het gevoel rechten te hebben.
Zo kwam een deelnemer in ons onderzoek pas met de dienst ondersteuningsplan in
contact nadat zijn ex-vrouw geregeld had dat er een dienst aan huis kwam voor
zijn zoon met het Downsyndroom. De man is sinds 2013 deels verlamd door een
hersenbloeding.
“Mensen in armoede ervaren extra drempels.”
Niemand had hem verteld over persoonsvolgende financiering. Zelfs niet de
dienst maatschappelijk werk van zijn mutualiteit waar hij recent een scooter en
andere hulpmiddelen had aangevraagd. Ook een gratis lijnkaart of sociaal tarief
voor internet wil hij graag. Maar hij weet niet waar hij hiervoor terecht kan.
Sociale professionals zien grote verschillen tussen personen in armoede en
anderen. “Bij mensen in armoede is de drempel om hulp te vragen groter”, gaf
een hulpverlener aan. “Anderen komen bij ons en zeggen: ‘Ik heb daar recht op’.
Personen in armoede hebben sneller het gevoel dat ze buiten de maatschappij
vallen.”
WEINIG ENERGIE
Het ontbreekt mensen in armoede vaak aan energie om actie te ondernemen. En dat
is net cruciaal om een budget of een herziening aan te vragen. Ze hebben andere
dingen aan hun hoofd. Ze zijn bezig met overleven.
Twee voorbeelden uit het onderzoek illustreren dit. Een vrouw woont samen met
haar partner en kinderen. Haar schoonvader woonde bij hen en zorgde voor rust
in het gezin. De vrouw kreeg begeleiding van de rechtstreeks toegankelijke hulp
(RTH).
“Ze zijn bezig met overleven.”
De hulpverlener: “Toen de schoonvader overleed, vroegen we de noodsituatie aan.
Dan zou er sneller een budget vrijkomen. Maar die noodsituatie werd geweigerd
omdat er nog een sociaal netwerk was. Ook kon het centrum algemeen welzijnswerk
ingeschakeld worden. Maar er is geen langdurige begeleiding en het gezin heeft
echt hulp nodig. We zouden een traject met een dienst ondersteuningsplan moeten
opstarten, maar ze heeft er de energie niet voor. Het gaat gewoon niet.”
In een ander geval kwamen ouders met hun zoon met een alcoholverslaving bij een
dienst RTH. “Toen hij op intake kwam, was hij nuchter”, herinnert de
hulpverlener zich. “We startten het contact met de dienst ondersteuningsplan.
Maar dat viel stil omdat hij weer in een periode van verslaving kwam en niet
kwam opdagen op de afspraken.”
BEPERKT NETWERK
Mensen in armoede hebben minder vaak een netwerk dat hen informeert, stimuleert
en ondersteunt. Net dit zijn drie factoren die de toegang tot persoonsvolgende
financiering kunnen vergemakkelijken. Het sociaal netwerk is vaker beperkt en
minder krachtig om hen bij te staan tijdens de procedure.
Bij enkele participanten merken we hoe professionele hulp de plaats van het
eigen netwerk inneemt. Zo gaf een respondent aan dat zijn netwerk voor 90%
bestaat uit de begeleidster van Begeleid Wonen. “Ze vult netwerktaken voor mij
in. Als ze bij mij is, bellen we naar de tandarts. Ik pas mijn agenda aan om
samen met haar een afspraak te kunnen maken.”
“Professionals nemen plaats in van netwerk.”
Onze respondenten betreuren hoe bij het bepalen van de hoogte van het
persoonsvolgend budget de nadruk ligt op taken die het sociaal netwerk kan
opnemen. Ze vertellen enerzijds over een netwerk dat niet of niet meer in staat
is om hulp te bieden. Anderzijds willen mensen hun netwerk niet belasten met
hulpvragen.
“Er wordt altijd maar op het netwerk gehamerd,” gaf een persoon aan. “Mijn
moeder is 82. Ik heb een zus, maar zij is alleenstaand en heeft vier kinderen.
Met mijn vrienden doe ik leuke dingen. Die moeten mij niet helpen met
administratie.”
Een andere respondent zegt: “Er wordt nog veel gedacht dat ouders een netwerk
zijn. Maar het is niet omdat ze nog leven dat ze je netwerk zijn. Een
thuisomgeving is niet altijd het netwerk dat het zou moeten zijn.”
BEWINDVOERDER IN NIEUWE ROL
Omdat mensen in armoede een krachtig netwerk ontbreken, krijgen zij vaker een
advocaat als bewindvoerder toegewezen. Doordat het persoonsvolgend budget in
handen komt van de persoon met een handicap, betekent dit een veel grotere
verantwoordelijkheid voor die bewindvoerder. Die krijgt nu naast louter
administratieve ook inhoudelijke taken toebedeeld.
“Bewindvoerders krijgen nu inhoudelijke taken.”
De bewindvoerder beslist mee over de besteding van het persoonsvolgend budget.
In de gesprekken met professionals horen we verhalen over bewindvoerders die
mensen dwingen tot een bepaalde zorgkeuze. Of die autonoom beslissingen nemen
over het budget en de hulp die iemand krijgt.
Als de communicatie tussen de bewindvoerder en de persoon die onder bewind
staat niet goed loopt, is dit een groot probleem. Niet enkel voor de hulp maar
eveneens voor het budget. En een slecht bereikbare bewindvoerder zorgt voor
veel frustratie bij wie onder bewind staat.
BEWINDVOERDER VERANDEREN
Doordat ze hun cliënt onvoldoende kennen, houden bewindvoerders niet altijd
rekening met de specifieke leefsituatie van de persoon.
“Ik heb een bewindvoerder want ik vergeet veel”, getuigde een respondent. “Zij
betaalt alle facturen en geeft mij 75 euro leefgeld per week. Dit is veel te
weinig. Mijn dochter studeert in Gent. Als ik haar treinticket betaal, dan is
er al veel geld weg. Ik heb geen internet, wat moeilijk is met een studerende
dochter. Sommige resultaten van het ziekenhuis, zoals hersenscans komen via het
internet toe, maar die kan ik niet bekijken. Mijn bewindvoerder vindt internet
niet nodig.”
“Mijn bewindvoerder vindt internet niet nodig.”
Bijstandsorganisaties geven aan meer dan vroeger stappen te zetten om mensen te
ondersteunen die van bewindvoerder willen veranderen. Maar het veranderen van
bewindvoerder is een bijzonder complexe procedure.
WOON- EN LEEFKOSTEN
Persoonsvolgende financiering maakt een duidelijke opsplitsing tussen
zorggebonden kosten en woon- en leefkosten. Het persoonsvolgend budget is
bedoeld voor de zorggebonden kosten. De woonkosten, zoals huurprijs,
herstellingen en nutsvoorzieningen, en leefkosten, zoals voeding, kleding,
ontspanning en vervoer, worden apart berekend en aangerekend. Gebruikers van
een voorziening betalen deze van hun eigen inkomen.
In het verleden kwam het Vlaams Agentschap voor personen met een handicap
(VAPH) tussen als de woon- en leefkosten te hoog waren. Men noemde dit ook de
‘OCMW-functie’. Die is nu weggevallen. Hoe groot de groep mensen is die in de
toekomst de woon- en leefkosten niet kunnen betalen, is op dit moment niet
duidelijk.
“Woon- en leefkosten betaalt men van zijn eigen inkomen.”
Toch vrezen verschillende stakeholders dat de woon- en leefkosten voor sommigen
onbetaalbaar zullen zijn. Vergunde zorgaanbieders hebben tot 2021 om over te
schakelen op het aanrekenen van woon- en leefkosten. Enkelen gingen hier al mee
van start.
In ons onderzoeksrapport schetsen we de omschakeling van twee voorzieningen
naar het aanrekenen van woon- en leefkosten. We beschrijven hun traject en de
principes die ze volgden, enkele concrete situaties van personen voor wie de
woon- en leefkosten te duur uitvallen en hoe de voorziening hier mee omgaat.
VERSCHIL IN AANPAK
De aanpak van voorzieningen kan heel sterk verschillen. Niet enkel in het
bepalen van de woon- en leefkosten en het vinden van een evenwicht tussen de
financiële leefbaarheid van de voorziening en de betaalbaarheid van de
gebruiker. Maar eveneens in de pistes die de voorziening bewandelt om te komen
tot een betaalbare oplossing voor iedere gebruiker.
“De aanpak van voorzieningen verschilt sterk.”
Niet enkel de visie van de directie en de raad van bestuur van de voorziening
is hierbij van belang, maar ook die van de gebruikersraad. Deze laatste heeft
een niet te onderschatten rol in het bepalen van de richting die een
voorziening uitgaat bij het bepalen van de woon- en leefkosten. Zijn de
gebruikers bereid om een solidariteitsmechanisme onderling te installeren of
wordt het ieder voor zich? Is dit wel het meest aangewezen niveau om
solidariteit te organiseren?
LESSEN UIT HET ONDERZOEK
Welke lessen trekken we uit dit onderzoek? Hoe pakken we armoede van personen
met een handicap ten gronde aan? Hoe kunnen we ervoor zorgen dat ook personen
in armoede optimaal gebruik kunnen maken van persoonsvolgende financiering?
Een eerste actiepunt is het structureel optrekken van het inkomen. Hiermee
wijzen we zowel op het verhogen van de inkomensvervangende tegemoetkoming als
het schrappen van voorwaarden in de toekenning van de integratietegemoetkoming,
de zogenaamde ‘prijs van de liefde’ en ‘prijs van de arbeid’.
“Het inkomen moet structureel opgetrokken worden.”
Dit zijn aanbevelingen die al langer benadrukt worden. Maar het systeem van
persoonsvolgende financiering maakt de penibele financiële situatie van
personen met een handicap opnieuw duidelijk.
Om mensen met een laag inkomen rond te laten komen is ook betaalbaar wonen
cruciaal. Zowel een betere toegang als een groter aanbod van aangepaste sociale
woningen is noodzakelijk. Net als het verduidelijken en expliciteren van de
regelgeving van de Vlaamse huursubsidie voor personen met een handicap.
VEREENVOUDIG DE TOEGANG
Het volgende actiepunt is het beperken van niet-gebruik van het persoonsvolgend
budget. Dat kan door transactiekosten te verminderen en transparantie te
scheppen over de voorwaarden. Ook simpeler taalgebruik en het vereenvoudigen
van de administratieve procedure kunnen helpen, net als het verstrekken van
meer informatie en outreachend werken.
“Beperk het niet-gebruik.”
Er is nood aan trajectbegeleiders. Zij moeten proactief en outreachend te werk
gaan om vervolgens samen met mensen het traject naar een persoonsvolgend budget
aan te gaan. Deze extra hulp en ondersteuning is nodig om hen te motiveren en
te begeleiden tijdens het vermoeiende traject.
STERKERE REGULERING BEWINDVOERDER
Het onderzoek leert ons dat het noodzakelijk is om bewindvoerders te informeren
over persoonsvolgende financiering zodat zij hun cliënten degelijk kunnen
begeleiden. Men moet bewindvoerders beter informeren over wat de overgang naar
het nieuwe beschermingsstatuut voor personen met een handicap in de praktijk
inhoudt.
Omdat vooral de meest kwetsbaren terecht komen bij professionele bewindvoerders
moet er niet enkel een goede match zijn tussen advocaat en cliënt. De nieuwe
inhoudelijke rol bij het persoonsvolgend budget vereist een sterkere regulering
van de bewindvoering. En een vereenvoudiging van de procedure om van
bewindvoerder te veranderen als de relatie niet goed zit.
“Bewindvoering moet sterker gereguleerd worden.”
Het zou nuttig zijn om alternatieven voor advocaten als bewindvoerders te bestuderen.
Denk bijvoorbeeld aan andere professionals of instanties die meer tijd hebben
om het sociale en communicatieaspect mee te nemen in hun bewindvoering.
In Nederland bestaan er professionele opleidingen tot bewindvoerder. In
Vlaanderen leidt Similes, een vereniging voor gezinsleden en betrokkenen van
psychisch kwetsbaren, zelf burgers op tot bewindvoerder. Momenteel beheert
Similes zelf een 200-tal dossiers.
DUIDELIJKE AFSPRAKEN MET OCMW
Momenteel worden inkomens en tegemoetkomingen voor personen met een handicap
vaak door elkaar gebruikt en opgeteld. Zo wordt de integratietegemoetkoming
vaak ten onrechte als een deel van het inkomen aanzien. Het persoonsvolgend
budget maakt dit nog complexer. Het moet voor iedereen duidelijk zijn wat wel
en niet als inkomen mag beschouwd worden.
Er is bovendien nood aan afstemming en duidelijke afspraken met de OCMW’s. Deze
afspraken moeten gaan over wat de nieuwe woon- en leefkosten inhouden. Maar ook
over de verwachtingen tegenover het OCMW wanneer iemand onvoldoende inkomen
heeft om voor zijn woon- en leefkosten in te staan.
AFSTEMMING MET LAAGDREMPELIGE DIENSTEN
Mensen in armoede zijn vaak afhankelijk van professionals, bijvoorbeeld
professionals uit laagdrempelige diensten. Er is nood aan een betere kennis van
de handicapspecifieke hulp en de aanmeldingsprocedures van een persoonsvolgend
budget bij de nulde en eerste lijn. Al is die kennis in de afgelopen jaren, als
gevolg van Perspectief 2020, toegenomen.
“Mensen in armoede zijn vaak afhankelijk van professionals.”
Maar niet enkel de laagdrempelige diensten moeten betere informatie krijgen. Er
is ook nood aan samenwerking tussen zorgaanbieders en deze diensten. Er zijn al
inspirerende voorbeelden van vergunde zorgaanbieders die een medewerker
uitsturen naar eerstelijnsorganisaties. Zoals een medewerker van vzw Ondo die
halftijds begeleidingen doet bij het CAW in Antwerpen. Of een medewerker van De
Vijver vzw die halftijds aan de slag is bij buurtwerking Dinamo van
Samenlevingsopbouw Antwerpen.
Hun positieve ervaringen wijzen op de noodzaak van zo’n kruisbestuivingen. Zo
maken diensten elkaars aanbod duidelijk, delen ze expertise en krijgen ze zicht
op de visie van andere organisaties. De overheid moet via subsidies dergelijke
initiatieven aanmoedigen.
GROTE OMMEKEER
Het nieuwe systeem van persoonsvolgende financiering is een grote ommekeer die
tijd vraagt, bijsturing en aanpassing. Dit onderzoek wil een eerste aanzet zijn
om in dit nieuwe systeem voldoende aandacht te blijven schenken aan personen in
armoede. Zodat ook zij hun zorg en ondersteuning kunnen organiseren.
Tegelijk brengt het ook de verantwoordelijkheid van de federale overheid in
beeld die een voldoende hoog inkomen moet garanderen voor personen met een
handicap.
Bron: Evelien
Demaerschalk, Koen Hermans, Sociaal.net, 19/11/2018
https://sociaal.net/analyse-xl/persoonsvolgende-financiering-maakt-armoede-zichtbaar/
OPINIE
Over de
hervorming van de financiering van de zorg voor mensen met een beperking valt
veel te zeggen. Het systeem van persoonsvolgende financiering legt veel
verantwoordelijkheid bij de zorgvrager en dwingt zorgverstrekkende instellingen
zich in te schrijven in een marktlogica. Vooral kleinere voorzieningen met een
heel specifieke of heel erg lokale werking zijn daar niet klaar voor. Ik vind dat een kwalijke evolutie, zorg is een
kerntaak van de overheid en zou niet mogen onderworpen zijn aan marktdenken. De
zorgvragers zijn de eerste slachtoffers. Aan de nobele bedoelingen van het
systeem twijfel ik niet. Het is op zich een prima idee om de zorgvragers zelf
meer hefbomen te bieden in het samenstellen van hun zorgpakket, maar dat kan
ook op andere manieren.
Dit gezegd
zijnde. Bovenstaand onderzoek legt een nog belangrijker pijnpunt bloot. Om
toegang te krijgen tot het systeem stuiten mensen met een beperking, in het
bijzonder mensen in armoede, op een ongezien hindernissenparcours. Om een
persoonsvolgende financiering aan te vragen is veel energie en kennis nodig.
Het ontbreekt mensen in armoede vaak aan de juiste informatie.
Mensen die
geen of een klein netwerk hebben zijn voor zorg, of simpelweg het aanspraak
maken van hun rechten, vaak aangewezen op laagdrempelige diensten. Het systeem
is immers buitengewoon complex. Dat zelfs de professionals in die diensten de
weg niet kunnen of willen wijzen naar het systeem, hetzij door een gebrek aan
kennis, hetzij door schroom om een beperking bespreekbaar te maken toont aan
dat het systeem nog voor veel verbeteringen vatbaar is.